Je ziet ze al van ver aankomen (als je geluk hebt): snelle en/of opgefokte auto, dus ook overdreven snelheid, met de voorbumper tegen de achterkant van een andere auto aan, schuivend van links naar rechts in de hoop ergens een ongeoorloofd inhaalmanoeuvre te kunnen inzetten. Eventueel een fietsregaal achteraan of bovenop, bestuurder met een “Ray Banneke” op het verkrampte, vloekende gezicht en witte kneukels aan de vingers die het stuur omklemmen. En uiteraard: een Belgische nummerplaat. Ze zijn op weekend en dat zullen we hier geweten hebben.
Wat ze hier komen zoeken? “De rust, madam, het is hier rustig en ge kunt hier goed fietsen”. Rustig was het vóór ze hier aankwamen en zal het hopelijk weer zijn als we van hen verlost zijn. Want of ze nu in die laagvlieger zitten of in het fietszadel, wij zijn ons leven niet meer zeker.
Op zondagochtend rij ik vroeg met hond Jeppe naar Hulst. Daar is een supermarkt die om 8:30 “Belgische pistolets en koffiekoeken” begint te verkopen. Je moet er niet tegen 11:00 aan komen, want dan is alles op. Voor ons ontbijt is dat te laat, maar ’s middags smaakt dat ook nog.
Maar eerst gaan Jeppe en ik wandelen in de Clingse bossen. Lekker rustig, luisteren naar de vogeltjes, spelende konijntjes nakijken, snuffelen aan een boom waar net een eekhoorn in verdween (de hond dan), … Er is een losloopgebied voor honden en daar zou ik Jeppe graag ook zijn gangen eens laten gaan. Maar op zondag kan dat niet. Want regelmatig wordt de stilte aan stukken gescheurd door een bende gekken op terreinfietsen.
Je hoort ze (gelukkig) al van ver komen, want ze brullen de hele buurt bij elkaar. Ze scheuren door het losloopgebied aan een snelheid die niet te verantwoorden is en als ze het bos uitvliegen en op de hoofdpaden komen, houden ze niet eens even in om te kijken of de weg vrij is.
Er zijn daar niet alleen lopers en hondenbaasjes. Ik kom daar regelmatig jonge moeders en vaders tegen met van die kleine kindjes, die net kunnen stappen (of net niét) en die daar tenminste eens zouden kunnen trotten zonder tegen een harde vloer te knallen. Zo’n kleine kindjes kunnen nog niet in de struiken springen om onder de fietswielen uit te blijven. Hun ouders kunnen hen op die tijd ook vaak niet opzij sleuren, want door de onderbegroeiïng zie je niet altijd goed dat er een paar meter verder een zijpad is. Ik denk maar liever niet aan waar ik nog wel eens getuige van zou kunnen zijn.
Het leven zou nochtans heel simpel kunnen zijn: er is plaats voor iedereen in de Clingse bossen, op voorwaarde dat iedereen een beetje respect toont voor de anderen. Als de fietsers bij een kruising even inhouden om te zien of de weg vrij is, de hondenbaasjes hun lieverds aan de voet roepen of even aan de lijn doen als er lopers of fietsers aankomen en hondenpoep ruimen zodat de kindjes niet vol hangen als ze een buiteling maken, en als de wandelaars hun snoepwikkels en fruitsapbrikjes weer meenemen zodat het bos proper blijft, dan kunnen we daar allemaal genieten.
En dan uitgerust, ontspannen en met een helder hoofd weer in de auto naar huis. Aan niets méér dan de toegelaten snelheid. Dàt zou nog eens een fijn weekend zijn …