We zijn alweer een snikhete, droge week verder en ik moet eerlijk zeggen: het dolce far niente (deels gedwongen, deels sinds lang verhoopt en eindelijk gekregen) bevalt me wel. Ik kan er aan wennen.
’s Morgens, terwijl het nog koel is, doen wat gedaan moet worden. Op dat moment is het nog haalbaar om wat heen en weer te pendelen en bezig te zijn. Eens de warmte toeslaat gaan de luiken dicht om nog enigszins de illusie van relatieve koelte te vrijwaren. De deuren worden enkel geopend uit noodzaak, anders horen ze de zon buiten te sluiten.
Zo af en toe moet een mens natuurlijk de zomer trotseren. Zolang dat nog in het lommer en te voet kan, aan een gezapig tempo en voor korte tijd, dan gaat dat nog. Maar verplaatsingen met een auto, die dan uren in de blakende zon op een parking staat te bakken, of een paar kilometer doorstappen over dit vlakke land met een hond onder die loden bol: thanks but no thanks. Ik heb er echt schrik van.
Gisteren lag de keuze niet bij mij. Ik had in Terneuzen een afspraak met de dienst Belgische Zaken, om wegwijs te worden in de belastingaangifte alhier. Die moest eigenlijk al binnen zijn, maar de benodigde attesten uit het thuisland kwamen pas tegen de periode dat men die daar nodig heeft. In Nederland komt de vermaledijde paarsblauwe omslag al begin maart en hoort hij beantwoord te zijn tegen begin april. Dan moeten ze bezuiden de landsgrens nog wakker worden. Niet dat men er hier zwaar aan tilde (daarvoor hadden zij het ook te warm). Ik was al heel tevreden dat de lieve dame die me bereidwillig te woord stond zélf ook niet bij elke vraag direct een antwoord klaar had. Ik voelde mij op slag al een heel stuk minder dom. Maar ik werd ook niet in het riet gestuurd met de kluit: “Ik weet het ook niet”. Nee, we zijn er samen uit gekomen en vóór ik mijn examen indien, mag ik het eerst nog eens laten nalezen. Het was op slag minder heet toen ik de auto instapte om naar huis te rijden.
Normaal zou ik eerst nog op de Zeedijk van Terneuzen naar het verkeer op de Schelde zitten kijken hebben. Er staan daar bankjes, er is daar een jachthaventje, ijsje of een frisdrankje bij de hand en uitkijken over het water: het kan simpel geluk zijn. Maar dezer dagen behoor ik ook officieel tot de risicogroep die ozonrijke momenten beter binnen kan doorbrengen. Wat in de huidige omstandigheden zo ongeveer betekent dat ik afgelopen winter méér tijd buiten doorgebracht heb dan nu. Binnen tegen 11:00 ten laatste en pas weer naar buiten na 22:00. Zelfs een plekje in de schaduw is maar voor korte tijd aan te raden. Dan gaat de interne ozonmeter in alarm en moet ik opkrassen. Anders sputtert de motor. Hopelijk draait hij weer soepel na de revisie binnen twee weken.
Toevallig ben ik ook bezig met mijn belastingen. De compensatie uit NL kwam gisteren. De aanslag die ik in België moet betalen kwam vandaag… De Belgische aanslag is zo vreemd. Ik denk dat ik ook maar eens naar Terneuzen moet… Voor NL is ondertussen alles duidelijk, dat doet een boekhouder voor mij, maar de Belgische aangifte blijft heel onduidelijk en blijkt ook niet echt te kloppen.
LikeLike
Als ze er bij de FodFin zelf al niet wijs uit geraken …
LikeGeliked door 1 persoon
Precies! Daar zit het probleem.
LikeLike
Ik duim voor een goede revisie van de motor. Wat gaat er gebeuren?
En hoe houdt de tuin het in de hitte?
LikeLike
De tuin krijgt vanavond zijn wekelijks geut (goed gieten aan de voet van elke plant, niet gewoon overal sproeien) en daar doet ie het voorlopig goed mee. Overmorgen – als de bovenlaag terug droog is – moet ik nog eens organisch voedsel strooien.
23 juli doen ze een catheterisatie. Dotteren of stents, dat hangt ervan af en hoeveel en waar wordt ook maar duidelijk op dat moment. Zo goed als zeker bij de kransslagaders en mogelijk bij één van de halsslagaders. Als alles goed gaat, ben ik de volgende dag thuis, maar dan begint het eigenlijk pas. Rusten: véél. Weer op gang komen: geleidelijk (en daar zal het kalf dus gebonden liggen, want dat is niet echt mijn ding).
LikeLike