Tel “veel tuin” + “weinig tijd” + “warm” + “vochtig” samen en je krijgt “overrompeling” als uitkomst. Met alle garage- en andere perikelen was dat bij ons niet anders. En met een -hopelijk zonnig – familie(tuin)feestje aan het einde van de maand is het raadzaam om nu al de ergste overrompeling te beginnen bestrijden. Kwestie van de dagen ervóór niet full time met gebogen rug door te brengen, want dan komt die niet meer overeind tegen dat “hier da feestje” is.
En dus ben ik – in afwachting van het aangekondigde hondenweer – nog een paar uurtjes de tuin ingegaan. Gewapend met aangepaste werkkledij (een afgetrapte jeans en afgewassen t-shirt), werkhandschoenen (ik ben overgevoelig voor brandnetels), een statief en een camera, stapte ik in mijn stoute schoenen:
En passant grabbelde ik ook nog een hark en schoffel mee, natuurlijk.
Als je Moeder Natuur de vrije hand laat wil ze nog wel eens overdrijven, maar soms maakt ze me ook heel blij met haar spontane creaties, zelfs als die al eens de perken en bloembakken te buiten gaan.
Zo vond ze het beter een forse leeuwenbek tussen de voegen van de terrastegels te zetten, omdat die zo mooi afsteekt tegen de donkere petunia’s. Ik kan haar alleen maar groot gelijk geven. U toch ook?
De rudbeckia’s vormen een mooie achtergrond voor een weggelopen lid van de ijzerhardkolonie:
en dus heb ik dat koppel ook maar ongemoeid gelaten. De meerderheid van die kolonisten is naar de voortuin verhuisd. Daar waren nog een paar kale plekken, die best wel zo’n zwervers verdragen.
Een doorduwertje, een stijfkopje, een “je-zal-me-niet-klein-krijgen!” uit de plantenbakken van vorig jaar, toen die met pasteltinten gevuld waren en er waarschijnlijk een takje afbrak en kans zag vaste voet aan de grond te krijgen:
En ook die éne bernagie kon ik moeilijk verwijderen want hij kleurt zo mooi met die overjaarse petunia en een “verstrooid” kaasjeskruid ietsje verderop.
Je ziet het: ik ben een softy als het op tuinieren aankomt. Maar toch kwam ik van dit:
tot dat:
en dat:
De kruidentuin bleef dit jaar beperkt tot die paar overblijvers, die ik vanuit het verhoogde bed aan de vijver verplantte naar de kant van de garage. Hooglijk ontoereikend en er zaten er sowieso al een paar bij die eens aan vervanging toe waren (de rozemarijn, bijvoorbeeld) maar zover ben ik dus niet geraakt. De platte en krulpeterselie waren een ware revelatie. Ze waren volstrekt onzichtbaar geworden en ik was er zeker van dat ze het loodje gelegd hadden. Niet, dus. Net zo min als de thijm waarvan ik kort na het verplaatsen al dacht dat hij het opgegeven had. Hij lijkt er zelfs van genoten te hebben om even “incognito” te zijn. Vanuit de kluit helemaal fris en fruitig opnieuw doorgeschoten. En ruiken!
De echte aanleg zal voor volgend jaar zijn. Dan plant ik verschillende planten van elke soort aan, zodat de bodem nagenoeg volledig bedekt is en er geen (of minder) “on”kruid tussen komt. Dan ziet het er ook niet zo armoeiig uit als nu.
Door iedereen geliefd, ook en vooral door de bijen:
de rudbeckia’s. Zaten er vorig jaar ook vaak koolwitjes op, dit jaar heb ik er nog geen één vlinder bij gezien. Misschien staan er verderop te veel lekkernijen voor die fladervleugels.
In dit stukje had ik weinig werk omdat het mooi dicht begroeid is, waarbij ik tussen de gele weelde ook nog dit ontdekte:
Acht maand te laat of vier maand te vroeg? Een kerstroos in volle bloei! In augustus, begot. Allez, gij nu!